kerstpacht
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: kerstpacht (hulp, bestand)
Woordafbreking
- kerst·pacht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kerstpacht | kerstpachten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- (kerst) geld betaald op kerstavond voor het vruchtgebruik van grond waar men niet de eigenaar van is
- De kerstpacht moest door alle boeren rond van het dorp betaald worden.