• kerst·kaars
enkelvoud meervoud
naamwoord kerstkaars kerstkaarsen
verkleinwoord kerstkaarsje kerstkaarsjes

de kerstkaarsv / m

  1. (kerst) een kaars voor de kerstperiode/kerstdagen, veelal versierd in kerstsfeer
    • De kerstkaars werd op kerstavond ontstoken.