• kar·tui·ze·rin·nen

de kartuizerinnenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord kartuizer
     In 1145 ontstond de vrouwelijke tak van de orde, toen monialen uit Prébayon (Provence) aan Sint Anthelmus kenbaar maakten zich aan de kartuizersregels te willen onderwerpen. Zij werden door de generale prior aanvaard en sindsdien vormen kartuizers en kartuizerinnen één orde.[1]
  1.   Weblink bron Gearchiveerde versie “Kartuizers” op kro-ncrv.nl