• ka·pi·taal·band·je

het kapitaalbandjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord kapitaalband
     Met je vinger zelf een kneep tussen rug en voorplat aanbrengen is heerlijk. Het kraaltje van het kapitaalbandje steekt lekker geel af tegen het wit.[1]
  1.   Weblink bron
    Carola Janssen
    “3 Knutselen” (11 maart 2008) op nrc.nl