kansenpareltje
- Geluid: kansenpareltje (hulp, bestand)
- IPA: / ˈkɑnsə(n)ˌparəlcə / (5 lettergrepen)
- kan·sen·pa·rel·tje
- kansenparel met het achtervoegsel -tje
het kansenpareltje o
- verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord kansenparel
- Hieronder een relaas over een babbeltruuk door een ˈkansenpareltje' in het centrum van Tilburg. [1]
- Het woord 'kansenpareltje' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.