• ka·juit·zeil·bo·ten

de kajuitzeilbotenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord kajuitzeilboot
     M’n opa begon ooit met vijf zeilboten en een sloep, midden in het centrum, vertelt Astrid. Zelf heeft ze nu een vloot van dertig open zeilboten, vijf kajuitzeilboten, een sloep en een vissersboot.[1]
  1.   Weblink bron
    Tom Kreling
    “In Heeg zijn vrijwel alle boten verhuurd” (15 augustus 2009) op nrc.nl