kajakte
- ka·jak·te
vervoeging van |
---|
kajakken |
kajakte
- enkelvoud verleden tijd van kajakken
- Ik kajakte.
- Jij kajakte.
- Hij, zij, het kajakte.
- Ik kajakte.
- Het woord kajakte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
kajakken |
kajakte