Spaans

Uitspraak
  • IPA: /ˈxweɰo/
Woordafbreking
  • jue·go
enkelvoud meervoud
juego juegos

Zelfstandig naamwoord

juego m

  1. spel

Werkwoord

vervoeging van
jugar

juego

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van jugar