• joeg
vervoeging van
jagen

joeg

  1. enkelvoud verleden tijd van jagen
    • Ik joeg. 
    • Jij joeg. 
    • Hij, zij, het joeg. 
     Maar het vooruitzicht om helemaal alleen daar boven te slapen joeg mij angst aan.[1]
84 % van de Nederlanders;
72 % van de Vlamingen.[2]
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be