• jo·del
vervoeging van
jodelen

jodel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van jodelen
    • Ik jodel. 
  2. gebiedende wijs van jodelen
    • Jodel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van jodelen
    • Jodel je? 


stamtijd
infinitief voltooid
deelwoord
jodel
gejodel
volledig

jodel

  1. (muziek) jodelen