• job·hopt
vervoeging van
jobhoppen

jobhopt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van jobhoppen
    • Jij jobhopt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van jobhoppen
    • Hij jobhopt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van jobhoppen
    • Jobhopt!