• IPA: /ˈdʒɪɡ.əˌli/, /ˈdʒɪɡ.li/
stellend vergrotend overtreffend
jiggly jigglier jiggliest

jiggly

  1. wankel, rammelend, onvast
    «We've all been irritated with a jiggly chair or table which just doesn't want to be steady. »
    We hebben ons allemaal wel eens geërgerd aan een wankele stoel of tafel, die gewoon niet stil wil blijven staan.