• jei·nen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
jeinen
jeinde
gejeind
zwak -d volledig

jeinen

  1. inergatief een pakking dichten

de jeinenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord jein
10 % van de Nederlanders;
12 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be