iriseert
- iri·seert
vervoeging van |
---|
iriseren |
iriseert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van iriseren
- Jij iriseert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van iriseren
- Hij iriseert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van iriseren
- Iriseert!
- Het woord iriseert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.