interpoleerden
- in·ter·po·leer·den
vervoeging van |
---|
interpoleren |
interpoleerden
- meervoud verleden tijd van interpoleren
- Wij interpoleerden.
- Jullie interpoleerden.
- Zij interpoleerden.
- Wij interpoleerden.
- Het woord interpoleerden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.