inoculerend

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  inoculerend    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• in·ocu·le·rend

Werkwoord

vervoeging van:	inoculeren
verbogen vorm:	inoculerende

inoculerend

1. onvoltooid deelwoord van inoculeren

Gangbaarheid

• Het woord inoculerend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.