indigno
- in·dig·no
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
mannelijk | indigno | indignos |
vrouwelijk | indigna | indignas |
indigno
vervoeging van |
---|
indignar |
indigno
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van indignar
vervoeging van |
---|
indignarse |
indigno
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van indignarse
- indigno in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española