• in·di·ceert
vervoeging van
indiceren

indiceert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van indiceren
    • Jij indiceert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van indiceren
    • Hij indiceert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van indiceren
    • Indiceert!