immuniseer
- Geluid: immuniseer (hulp, bestand)
- im·mu·ni·seer
vervoeging van |
---|
immuniseren |
immuniseer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van immuniseren
- Ik immuniseer.
- gebiedende wijs van immuniseren
- Immuniseer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van immuniseren
- Immuniseer je?
- Het woord immuniseer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.