stamtijd
infinitief 1e pers. enk.
ind. praes. pass.
1e pers. enk.
ind. perf. pass.
ĭmĭtāri ĭmĭtor ĭmĭtātus sum
eerste vervoeging volledig deponens

ĭmĭtāri

  1. nabootsen, navolgen, nadoen
  2. evenaren
  3. uitbeelden, uitdrukken, voorstellen
  4. (postklassiek) veinzen