• hy·per
stellend
onverbogen hyper
verbogen (hypere)

hyper

  1. Erg druk
    • Die jongen is altijd hyper maar ADHD heeft hij niet. Hij heeft gewoon veel energie. 
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]


hyper

  1. (spreektaal) ontzettend, gigantisch
    «Avec Nina, je me sens hyper à l'aise.»
    Met Nina voel ik me ontzettend op mijn gemak. [2]