hospiteerde
- Geluid: hospiteerde (hulp, bestand)
- hos·pi·teer·de
vervoeging van |
---|
hospiteren |
hospiteerde
- enkelvoud verleden tijd van hospiteren
- Ik hospiteerde.
- Jij hospiteerde.
- Hij, zij, het hospiteerde.
- Ik hospiteerde.
- Het woord hospiteerde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.