• hop·sen

hopsen

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
hopsen
hopste
gehopst
zwak -t volledig
  1. huppelend, springend dansen
    • Om de Spell van Belarudie te doorbreken, moeten we allemaal op één been hopsen en drie keer 'Get me out of this pickle' roepen. [1] 
    • Een blauwe en een gele ribbel pylon hopsen voor de ingang van winkelcentrum De Hoge Wal heen en weer. [2] 
    • Later zien we haar met pure verachting van de zwaartekracht acht verdiepingen omlaag hopsen in een liftschacht. En wat te denken van een scène waarin ze in seconden met schoonmaakmiddelen explosieven maakt om een complete militaire eenheid uit te schakelen? [3] 
    • Om de Spell van Belarudie te doorbreken, moeten we allemaal op één been hopsen en drie keer 'Get me out of this pickle' roepen. [4] 
78 % van de Nederlanders;
32 % van de Vlamingen.[5]
  1. Het Parool Hans van der Beek14 juni 2017 Dit is ook maar die man zijn broodwinning
  2. Tubantia 27-10-08 Levend standbeeld in een minuut
  3. Het Parool 4 augustus 2010 Salt ***
  4. Het Parool Hans van der Beek14 juni 2017 Dit is ook maar die man zijn broodwinning
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be