hopste
- hops·te
vervoeging van |
---|
hopsen |
hopste
- enkelvoud verleden tijd van hopsen
- Ik hopste.
- Jij hopste.
- Hij, zij, het hopste.
- Ik hopste.
- Het woord hopste staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
hopsen |
hopste