hoorden
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- hoor·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
horen |
hoorden
- meervoud verleden tijd van horen
- Wij hoorden.
- Jullie hoorden.
- Zij hoorden.
- Wij hoorden.
- ▸ Veel mensen hadden verbaasd gereageerd toen ze hoorden dat ik een halfjaar alleen weg zou gaan.[1]
Verwijzingen
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers