• hoor op
vervoeging van
ophoren

hoor (...) op

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ophoren
    • Ik hoor op. 
  2. gebiedende wijs van ophoren
    • Hoor op! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ophoren
    • Hoor je op?