• IPA: /ɦɔliː/
  • ho·lí

holí

  1. instrumentalis enkelvoud van hole
  2. genitief meervoud van hole

holí

  1. instrumentalis enkelvoud van hůl
  2. genitief meervoud van hůl

holí

  1. nominatief bezield mannelijk meervoud van holý
  2. vocatief bezield mannelijk meervoud van holý

holí

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aantonende wijs van het imperfectieve werkwoord holit
  2. derde persoon meervoud tegenwoordige tijd aantonende wijs van het imperfectieve werkwoord holit