Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hield vast
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
vasthouden

hield vast

  1. enkelvoud verleden tijd van vasthouden
    • Ik hield vast. 
    • Jij hield vast. 
    • Hij, zij, het hield vast. 


Gangbaarheid