• hett

hett

  1. derde persoon enkelvoud verleden tijd aanvoegende wijs bedrijvende vorm van hawwe
    «Er waar en echt gude Man un hett lenger lewe solle.»
    Hij was een echt goede man en had langer moeten leven.
    Hij was echt een goede man en zou langer hebben moeten leven.
  • er hett (derde persoon enkelvoud mannelijk)
  • sie hett (derde persoon enkelvoud vrouwelijk)
  • es hett (derde persoon enkelvoud onzijdig)