• herz·be·klem·men·der

herzbeklemmender

  1. onbepaald (zonder lidwoord) nominatief mannelijk enkelvoud van herzbeklemmend

herzbeklemmender

  1. onbepaald (zonder lidwoord) genitief vrouwelijk enkelvoud van herzbeklemmend

herzbeklemmender

  1. onbepaald (zonder lidwoord) datief vrouwelijk enkelvoud van herzbeklemmend

herzbeklemmender

  1. onbepaald (zonder lidwoord) genitief meervoud van herzbeklemmend

herzbeklemmender

  1. onbepaald nominatief mannelijk enkelvoud van herzbeklemmend