herin
- her·in
herin
- bijwoordelijk deel van een scheidbaar werkwoord
- herinrichten: Er werd overwogen de kamer herin te richten.
- De vorm wordt meestal vervangen door "opnieuw in" omdat hij bestaat uit een niet-scheidbaar her- en een scheidbaar in-. Het gebruik is voornamelijk beperkt tot de te-vorm van de onbepaalde wijs.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.