heers
- heers
vervoeging van |
---|
heersen |
heers
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van heersen
- Ik heers.
- gebiedende wijs van heersen
- Heers!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van heersen
- Heers je?
- Het woord heers staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.