hardde af
- hard·de af
vervoeging van |
---|
afharden |
hardde af
- enkelvoud verleden tijd van afharden
- Ik hardde af.
- Jij hardde af.
- Hij, zij, het hardde af.
- Ik hardde af.
- Het woord hardde af staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.