Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hangt weg
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
weghangen

hangt (...) weg

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van weghangen
    • Jij hangt weg. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van weghangen
    • Hij hangt weg. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van weghangen
    • Hangt weg!