habit
enkelvoud | meervoud |
---|---|
habit | habits |
habit
- gewoonte
- «It is his habit to go for a walk in the morning.»
- Het is zijn gewoonte om 's morgens te gaan wandelen.
- «It is his habit to go for a walk in the morning.»
- verslaving
- «Cocaine is an expensive habit to have.»
- Cocaïne gebruiken is een dure gewoonte.
- «Cocaine is an expensive habit to have.»
- habijt
- (mineralogie). (kristallografie) habitus, geaardheid; de uiterlijke verschijningsvorm van een kristal