Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • grut·jes
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

de grutjesmv

  1. verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord grut

Tussenwerpsel

grutjes

  1. bastaardvloek die lichte schrik uitdrukt

Gangbaarheid