Pennsylvania-Duits

Uitspraak
Woordafbreking
  • groos·ser

Bijvoeglijk naamwoord

groosser

  1. onbepaald (zonder lidwoord) nominatief en accusatief mannelijk enkelvoud stellende trap van grooss

groosser

  1. bepaald datief vrouwelijk enkelvoud stellende trap van grooss

groosser

  1. onbepaald nominatief en accusatief mannelijk enkelvoud stellende trap van grooss