• grijs·rijdt
vervoeging van
grijsrijden

grijsrijdt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van grijsrijden
    • ... dat jij grijsrijdt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van grijsrijden
    • ... dat hij grijsrijdt.