Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gren·zen·loos·te
Woordherkomst en -opbouw

Bijvoeglijk naamwoord

  1. grenzenlooste
  2. verouderde spelling of vorm van grenzelooste tot 2006
    • Welk een ruim veld voor de grenzenlooste ontwerpen, de stoutste aanslagen, leverden daarentegen de Nederlanden toen niet op! [1]

Gangbaarheid

Verwijzingen