• got·te·got
  • afleiding van god o god [1]

gottegot [2]

  1. (krachtterm) milde verwensing die een meewarige veroordeling inhoudt
     Maar gottegot wat een lutser ben je dan."[3]
38 % van de Nederlanders;
15 % van de Vlamingen.[4]
  1. gottegot op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3.   Weblink bron
    Bonne Kerstens
    “Beyoncé en Jay-Z weer in mum van tijd uitverkocht” (19-03-2018), Tubantia
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be