• goed·wil·len·den

de goedwillendenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord goedwillende
     De gewelddadige betogers – zo te horen overwegend Duitsers en Britten – vormen slechts een kleine minderheid. Maar de vele goedwillenden kunnen weinig tegen hen uitrichten.[1]
  1.   Weblink bron
    Hans Buddingh'
    “`Er zit niets constructiefs bij die mensen'” (15 december 2001) op nrc.nl