goedwillenden
- Geluid: goedwillenden (hulp, bestand)
- IPA: / ˈɣutwɪləndə(n) / (4 lettergrepen)
- goed·wil·len·den
- goedwillende zn met de uitgang -en
de goedwillenden mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord goedwillende
- ▸ De gewelddadige betogers – zo te horen overwegend Duitsers en Britten – vormen slechts een kleine minderheid. Maar de vele goedwillenden kunnen weinig tegen hen uitrichten.[1]
- Het woord 'goedwillenden' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Weblink bron Hans Buddingh'“`Er zit niets constructiefs bij die mensen'” (15 december 2001) op nrc.nl