goedmaakten
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: goedmaakten (hulp, bestand)
Woordafbreking
- goed·maak·ten
Werkwoord
vervoeging van |
---|
goedmaken |
goedmaakten
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van goedmaken
- ...dat wij goedmaakten.
- ...dat jullie goedmaakten.
- ...dat zij goedmaakten.
- ...dat wij goedmaakten.