• god·al·le·mach·tig
  • God is almachtig

godallemachtig

  1. (krachtterm) een uitroep van verbazing of medelijden
    • Godallemachtig wat is het hier een puinzooi geworden. 
    • De dag begint. Niets aan te doen. Niets, door niets en niemand niet. Dat is nog wel het ergste, geen ochtend zonder deze allesverslindende teleurstelling: weer een dag. Altijd en eeuwig van voren af aan, godallemachtig nog aan toe. [1] 
96 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[2]
  1. Harstad, Johan
    Max, Mischa & Het Tet-offensief 2017 ISBN 9789057598494 pagina 13
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be