• gleed
vervoeging van
glijden

gleed

  1. enkelvoud verleden tijd van glijden
    • Ik gleed. 
    • Jij gleed. 
    • Hij, zij, het gleed. 
89 % van de Nederlanders;
86 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be