• ge·vluch·te
vervoeging van: vluchten…
verbogen vorm: gevluchtee

gevluchte

  1. verbogen vorm van gevlucht, voltooid deelwoord van vluchten

gevluchte

  1. verbogen vorm van de stellende trap van gevlucht
     En daardoor waren de voorwaarden voor een normale en vriendschappelijke relatie tussen de Noren en de Duitsers zo goed als vernietigd. Koning Haakon en de kroonprins, zijn oude zeilvriend Olav, zaten nu samen met de gevluchte Noorse regering in Londen.[1]
  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044628142