Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·vijf·tie·nen
Woordherkomst en -opbouw

Hoofdtelwoord

gevijftienen

  1. met het aantal van vijftien, vijftien samen
    • Kom, mijn ventje, kom maar mee; die groote sloebers met hun pieken komen gevijftienen om u te halen. Vijftien schobbejakken, van kop tot teen gewapend, tegen één kerstenkind... [1]

Gangbaarheid

Verwijzingen