Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·sus·te

Bijvoeglijk naamwoord

gesuste

  1. verbogen vorm van de stellende trap van gesust

Werkwoord

vervoeging van: sussen…
verbogen vorm: gesustee

gesuste

  1. verbogen vorm van gesust, voltooid deelwoord van sussen

Gangbaarheid