• ge·noeg·de
vervoeging van
genoegen

genoegde

  1. enkelvoud verleden tijd van genoegen
    • Ik genoegde. 
    • Jij genoegde. 
    • Hij, zij, het genoegde. 
  2. verbogen vorm van genoegd, voltooid deelwoord van genoegen
vervoeging van: noegen…
verbogen vorm: genoegdee

genoegde

  1. verbogen vorm van genoegd, voltooid deelwoord van noegen