genoegde
- ge·noeg·de
vervoeging van |
---|
genoegen |
genoegde
- enkelvoud verleden tijd van genoegen
- Ik genoegde.
- Jij genoegde.
- Hij, zij, het genoegde.
- Ik genoegde.
- verbogen vorm van genoegd, voltooid deelwoord van genoegen
vervoeging van: | noegen… |
genoegde
- Het woord genoegde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.