Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·meen·te·wer·ken

Zelfstandig naamwoord

de gemeentewerkenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord gemeentewerk
     Het is ook niet meer zo dat het nieuwe groen vóór 15 april in de grond moet zitten. Alleen voor grote gemeentewerken geldt dat.[1]
  2. alleen meervoud (bedrijf) organisatieonderdeel bij sommige lokale overheden dat gebouwen en infrastructuur bouwt
     Het is dus vooral de gemeente die heeft gezorgd voor extra parkeerplekken: dertig bij het station en, sinds vorige week, nog eens 35. Toen heeft gemeentewerken de kapot gereden stationsberm verhard met een puinlaag, „waardoor er extra openbare parkeerplekken zijn ontstaan”.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Bas Romme (citaat)
    “Warm welkom voor de lente” (21 maart 2009) op bndestem.nl  
  2.   Weblink bron
    Gretha Pama
    “Bijna duizend museumbezoekers per dag: Ruurlo was het even te veel” (18 augustus 2017) op nrc.nl