Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·lijk·staat

Werkwoord

vervoeging van
gelijkstaan

gelijkstaat

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gelijkstaan
    • ... dat jij gelijkstaat. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gelijkstaan
    • ... dat hij gelijkstaat.